En toen kwam het water 

Fragmenten van brieven van  J. W. Gülcher vanuit Maurik aan zijn ouders in het Gooi.  

Bron: Bevrijdingsverhalen, NIOD

 

'Langs de dijk (van de Neder-Rijn)  fietsend zag ik dat in de voorafgaande nacht het water een 10 à 15 centimeter gezakt was. Dat was duidelijk te zien aan de rommel die tegen de dijkhelling aanspoelde en de waterhoogte als een vieze rand aangaf. Dat vond ik vreemd en met mij ook anderen. Het water, als het komt, stijgt in een zeker regelmatig tempo. Het gaat ook weer langzaam terug als de toevloed bovenstrooms afneemt. Het plotseling zakken van het water in zo'n korte tijd was abnormaal. Direct kwam  bij ons de vraag waar het water gebleven was.

Na een paar dagen wisten wij het wel!  De  Maurikse Wetering en de Linge begonnen ineens grote hoeveelheden water af te voeren, traden met een vaart buiten hun oevers en het land begon onder te lopen. Ach, wij begrepen toen al gauw dat er ergens een groot gat in de dijk moest zijn. Het water volgde eerst de riviertjes en zag bij de Kanaaldijk de weg geblokkeerd. Met een woeste vaart ging het links- en rechtsaf het land in. Rechts lag Rijswijk en daar stonden boerderijen ineens een meter in het water. Door een in de haast opgeworpen nooddijk trachtte men de kern van Rijswijk droog te houden. Deze hield het maar kort uit en bezweek na enkele dagen. Toen stond de rest van Rijswijk ook onder. Men had het zien aankomen en op tijd de benen genomen. Rijswijk ligt wat lager dan Maurik. Daarom leek het dat het met ons niet zo'n vaart zou lopen.'

 

De inwoners van Maurik hebben de situatie te optimistisch ingeschat. Op 9 december 1944 komt ook hun dorp onder water te staan. De heer Gülcher die in het vorige fragment de overstroming van Rijswijk beschreef, is erbij. Hij is arts in opleiding en in 1943 in Maurik neergestreken. Uit zijn brieven aan zijn ouders in het Gooi weten we hoe het hem en de andere inwoners van Maurik in de winter van 1944 vergaat:

 

10 december 1944

'Stel je de volgende situatie voor. Water in de gang en in de kamers tot kniehoogte. Wij huizen boven met een kacheltje en alle nuttigheden omhoog gesleept. Wij hebben hier watersnood in optima forma zoals nog nooit is vertoond.

 

Jullie kunt je geen voorstelling maken hoe het is. Er is enorme schade en er gaat veel verloren. De Duitsers zijn aan de haal behalve enkelen die het vee komen halen. Op de boerderijen in het veld zijn nog heel wat mensen die er nog niet afgehaald zijn. Boten zijn er natuurlijk veel te weinig. Er waren er veel gevorderd.

 

Het is noodtoestand. Wij zullen zien hoe lang wij het hier met kolen en eten kunnen uithouden en anders gaan wij weg. Gisteren konden wij met laarzen nog beneden lopen maar vandaag ging dat niet meer en hebben met blote pootjes wat spullen gered. Ook bewegen wij ons voort op twee stoelen. Watersnood, ik had nooit gedacht nog eens zoiets mee te maken.'

 

25 december 1944

'Ziezo, hier zitten wij nog steeds in het water met sinds twee dagen een koekje ijs er boven op. Nu het water zakt kunnen wij weer een blik slaan in de kamers. Je begrijpt, wat een ravage. Zelfs de piano is gaan drijven. Vandaag is het 1e Kerstdag, wel de meest zonderlinge Kerstmis die wij ooit meemaakten. Sinds vier dagen heb ik een ingewandsstoornis. Het zal waarschijnlijk door het koude water komen.

 

Wij zullen de hele winter boven huizen want beneden is het de eerste maanden onbewoonbaar. Behalve dat wij aan diarree lijden, zijn er vele anderen die het ook hebben. Ik moet niet denken aan de vele kadavers die in het water liggen, er is tot nu toe geen gelegenheid geweest om opruiming te houden.

 

Zo goed en kwaad als het kan houden wij ons schoon en trachten wij onze kleren te wassen. Ik draag al lang geen boord meer maar een sjaaltje om mijn nek gedrapeerd. Ik scheer mij eens in de drie dagen. Ik had mij eerst voorgenomen om met de watersnood een baard te laten staan maar dit ontlokte hevig protest. Jammer dat wij geen fototoestel hebben om een en ander te vereeuwigen. Dat zou leuk zijn voor later. Zoiets maak je geen tweede keer mee...'